Patiëntinstructie Anesthesie

Algehele narcose, sedatie of regionale verdoving

Geachte heer, mevrouw, Wanneer u een ingreep ondergaat, zullen wij er alles aan doen om de ingreep zo goed mogelijk te laten verlopen. Uiteraard is het van groot belang dat u tijdens en na de operatie geen pijn ervaart. Deze folder beschrijft op welke manier de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker u begeleiden tijdens de operatie en wat u zelf kunt doen om dit zo veilig mogelijk te laten verlopen.

 

Soorten anesthesie

Om te voorkomen dat u tijdens de operatie pijn ervaart, zijn er diverse soorten anesthesie mogelijk. Het type operatie, uw medische voorgeschiedenis, huidige medische toestand en medicijngebruik worden door onze anesthesioloog beoordeeld en daarbij zoekt hij de juiste verdoving in uw situatie. In het algemeen wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • Regionale anesthesie (verdoving van de arm). In dit geval wordt door middel van een prik rond uw schouder alleen deze arm verdoofd. U bent verder helder tijdens de operatie, maar u voelt niets in die arm.
  • Sedatie. Indien u een regionale verdoving heeft gekregen, maar u vindt het niet prettig om de operatie mee te maken omdat u angstig bent, dan kan de anesthesioloog via het infuus sedatie, ook wel ‘roesje’ genoemd, toedienen. Dit roesje wordt gecombineerd met de regionale verdoving. U bent dan niet onder narcose, maar u bent ontspannen, vaak slaperig, en u merkt weinig van de ingreep.
  • Algehele narcose. Door middel van medicatie die via een infuus wordt toegediend wordt u onder narcose gebracht. U merkt niets tijdens de operatie en uw hele lichaam is verdoofd.

De anesthesioloog besluit samen met u welke soort anesthesie voor u het beste is. Het kan dus voorkomen dat bij een operatie aan 1 arm, toch algehele narcose wordt geadviseerd.

 

Voor de behandeling

Vragenformulier anesthesie

Wilt u het vragenformulier anesthesie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk één week voor de behandeling invullen? Het kan voorkomen dat de anesthesist naar aanleiding van de vragenlijst aanvullende informatie nodig heeft en we willen natuurlijk voorkomen dat de datum van uw behandeling daardoor uitgesteld zou moeten worden. Op de dag van de behandeling maakt u kennis met de anesthesist. Indien u eerder contact wenst, geef dit dan aan bij de kliniek.

 

Medicijnen

De arts informeert tijdens het consult naar uw medicijngebruik. Gebruik van bloedverdunners vlak voor een operatieve behandeling is gevaarlijk en kan leiden tot complicaties. Indien u dergelijke medicijnen gebruikt moeten deze in overleg met de voorschrijvende arts (zoals uw huisarts of specialist) minimaal 1 week tevoren gestaakt worden, tenzij uw chirurg anders aangeeft. Indien u twijfelt of u een bloedverdunner gebruikt, overleg dan met uw arts.

 

Begeleider 

U kunt enkele uren na de ingreep naar huis. U dient echter wel een begeleider mee te nemen. U mag zelf niet deelnemen aan het verkeer en u moet gedurende 24 uur rust in acht nemen.

 

De dag van de ingreep

U moet tijdens de operatie ‘nuchter’ zijn om braken tijdens en na de operatie te voorkomen, ongeacht het soort verdoving. Dit betekent dat u vanaf 6 uur voor de operatie niet meer mag eten en drinken, ook geen snoepjes of kauwgom. Een kopje thee of water is toegestaan tot 3 uur voor de operatie, geen koffie, melkproducten, frisdrank of jus d’orange! Een slokje water om medicijnen in te nemen, of bij het tandenpoetsen, is toegestaan tot 2 uur voor de operatie.

Voordat u vertrekt

  • Indien voorgeschreven tijdens het consult, neemt u twee uur voordat u in de kliniek verwacht wordt uw medicatie in. Dit vindt u op uw pijnmedicatievoorschrift.
  • U gebruikt géén bodylotion, dagcrème en make-up op de dag van de behandeling.
  • U trekt makkelijk zittende kleding aan, bij voorkeur een vest.
  • Tijdens de ingreep mag u geen lenzen dragen. Neem daarom, als u lenzen draagt, een lenzendoosje met vloeistof mee.
  • U kunt geen normale nagellak dragen tijdens de operatie, in verband met het bladderen van de nagellak.
  • Gel- of acrylnagels zijn geen probleem, omdat die niet snel beschadigen.
  • Indien u een piercing heeft, mag die blijven zitten tenzij:
  • U een operatie ondergaat onder narcose, dan mogen er geen (plastic) piercings in uw mond en lip zitten.
  • U een operatie ondergaat waarbij de piercing in het te opereren gebied zit. In dit gevallen kunt u een tijdelijke, plastic piercing laten plaatsen, zodat het gaatje niet dicht groeit.
  • Wij adviseren waardevolle sierraden thuis te laten.

De behandeling

  • De anesthesist zal u nog eens kort uitleggen hoe de verdoving in zijn werk gaat en wat u kunt verwachten.
  • Tijdens de ingreep worden o.a. uw ademhaling en hartritme in de gaten gehouden door de anesthesist en zijn medewerkers.
  • Houdt u er rekening mee dat u na de ingreep nog minimaal 2 uur op uitslaapkamer verblijft. Op de uitslaapkamer worden uw bloeddruk, hartritme en ademhaling zorgvuldig gecontroleerd door de verpleegkundigen.

Risico’s en complicaties van anesthesie

Onderstaande zaken komen gelukkig zeer weinig voor maar uiteraard moet u wel hierover voorgelicht worden.

 

Specifieke risico’s bij de algehele narcose zijn:

  • Schade aan tanden. Door het plaatsen van de beademingsbuis kan soms schade aan het gebit ontstaan. Dat gebeurt vooral bij kwetsbare tanden of bij gebitten waar tanden ontbreken en/of los zitten.
  • Reacties op medicijnen. Tijdens de operatie kunnen overgevoeligheidsreacties op medicijnen optreden.
  • Bewustzijn. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat patiënten geluiden horen of de ingreep gedeeltelijk kunnen herinneren.
  • Keelpijn of heesheid. Na de ingreep hebben sommige patiënten last van keelpijn of heesheid, meestal als gevolg van de beademingsbuis. Dit trekt meestal snel weer weg.
  • Misselijk. Het komt regelmatig voor dat patiënten na een operatie misselijk zijn en moeten overgeven. De anesthesioloog geeft, als dat nodig is, medicijnen om dit te voorkomen of te bestrijden.
  • Spierzwakte. Heel zelden is er na een algehele anesthesie sprake van gevoels- en/of krachtsverlies (spierzwakte) van een arm of been. Meestal verdwijnen deze klachten na korte tijd.

Specifieke risico’s bij regionale anesthesie (verdoving van 1 arm) zijn:

  • Onvoldoende pijnstilling. Het kan gebeuren dat de verdoving niet voldoende werkt. U krijgt dan extra verdoving. Helpt dat niet, dan kiest de anesthesioloog samen met u een andere vorm van anesthesie. Bijvoorbeeld extra pijnstillers of algehele narcose.
  • Na de operatie. Het is normaal dat u na de behandeling tintelingen voelt in uw arm of been. Dit komt meestal omdat de verdoving nog niet helemaal is uitgewerkt. Ook kan het zijn dat de zenuw door de verdoving wat geïrriteerd is geraakt.
  • Toxische reacties. Tijdens of na het aanbrengen van de verdovingsvloeistof kan een deel hiervan in uw bloed terechtkomen. Dit merkt u door een metaalachtige smaak, tintelingen rond de mond, oorsuizen of een onrustig gevoel.
  • Longen. Door het zetten van de verdovingsprik rond de schouder, kan in zeer uitzonderlijke gevallen een klaplong ontstaan, omdat de naald de longen kan raken. U merkt dit door een benauwd gevoel. De anesthesioloog doet er alles aan om dit te voorkomen, bijvoorbeeld door het gebruik van een echo om de juiste locatie van de prik te bepalen.

Contact met de kliniek

Bij de volgende problemen neemt u contact op met de kliniek via

  • Een bloeding die niet stopt nadat u er 10 minuten stevig tegenaan heeft gedrukt met een handdoek.
  • Optreden van abnormale zwelling en pijn van behandeld gebied.
  • Heftige pijn die niet verdwijnt of erger wordt na het gebruik van de voorgeschreven pijnmedicatie.
  • Infectie; een infectie/ontsteking uit zich in plaatselijke roodheid, zwelling, pijn en eventueel pus.
  • Koorts
  • Elke andere gebeurtenis waar u zich zorgen over maakt of wanneer u nog vragen hebt.