Last van Tintelende vingers?

Bij (nachtelijke) tintelingen, pijn of een doof gevoel van de duim, wijsvinger middelvinger en ringvinger is er vaak sprake van een carpaal tunnel syndroom. Bij een carpaal tunnel syndroom (CTS) is er sprake van een zenuwbeknelling in de pols. In de pols loopt een tunnel waardoor deze zenuw loopt, en op deze plaats raakt hij bekneld. CTS komt in Nederland voor bij ongeveer 9% van de volwassen vrouwen, bij volwassen mannen is dit ongeveer 0,6%, het komt vooral voor tussen de 40 en 60 jaar.

Wat zijn de klachten

De meest voorkomende klachten zijn tintelingen en een doof gevoel in de duim, wijsvinger, middelvinger en een deel van de ringvinger. De klachten zijn vaak ook ’s nachts aanwezig, waarbij het vaak zo is dat wapperen met de hand iets verlichting geeft. Meestal zijn er ook klachten overdag, bijvoorbeeld na veel knijpen of wringen of andere inspanningen waarbij de vingers hard moeten werken. Ook kunnen de klachten ontstaan als de pols langer in een gebogen positie is, bijvoorbeeld bij het lezen van een boek. Vaak horen wij ook dat de klachten erger worden bij fietsen. Als de zenuwbeknelling ernstiger is of langduriger bestaat, kan uiteindelijk het gevoel in een deel van de vingers verdwijnen. Dit kan permanent zijn. Ook kan er krachtverlies ontstaan en dit kan soms zichtbaar door het platter worden van de duimmuis. Het is verstandig om het niet zover te laten komen.

Oorzaak

Er kunnen meerdere oorzaken zijn die CTS veroorzaken:

• Hormonale veranderingen zoals tijdens de zwangerschap en de overgang;
• Een langzaam werkende schildklier;
• Andere aandoeningen zoals reuma of suikerziekte;
• Herhaalde (krachtige) bewegingen van de pols;
• Een polsbreuk;
• Soms zit carpaal tunnel syndroom in de familie.

Mogelijke behandeling

Afwachten

Indien de klachten kort bestaan en niet ernstig zijn of spontaan lijken te verbeteren kan er voor worden gekozen om het natuurlijk herstel even af te wachten. 

Handtherapie

Als weinig hinder wordt ondervonden of de klachten nog niet zo lang bestaan, kan ook worden gestart met handtherapie. Deze kan houdingsadviezen geven, specifieke oefeningen, en een polsbrace voor de nacht. Als je bij ons op het spreekuur komt, zie je als dit nodig is op dezelfde dag de handtherapeut.

Injectie

Als dit nodig is kan een injectie gegeven worden. De vloeistof die wordt ingespoten is een ontstekingsremmer. Het resultaat van deze behandeling is echter niet altijd blijvend en in ongeveer 50% van de gevallen is later alsnog een operatie nodig. Bij mensen met suikerziekte helpen deze injecties minder goed.

Operatieve behandeling

Als de klachten langer bestaan of ernstig zijn is het soms verstandig om de carpale tunnel met een operatie te openen. Dit is een korte operatie, die onder plaatselijke verdoving gedaan wordt. Meestal verdwijnen de nachtelijke tintelingen binnen enkele dagen na de operatie. Het duurt wat langer voordat alle klachten overdag verdwijnen. Uw arts kan u hier meer over vertellen.

Een operatie

De operatie vindt plaats op de behandelkamer en wordt uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. Via een kleine snede in de handpalm wordt de carpale tunnel vanaf het midden van de handpalm tot aan het begin van de onderarm vrij gelegd. Na de ingreep wordt een drukverband aangelegd en mag je meteen naar huis.

Na de operatie

Drie dagen na de operatie mag je zelf het verband verwijderen en de hand kort douchen of afspoelen onder de kraan. De wond kun je beschermen met een pleister. Na 10-14 dagen wordt de wondgenezing gecontroleerd en de hechtingen verwijderd.

Complicaties

Na elke operatie kunnen complicaties optreden. Na deze ingreep kunnen de volgende complicaties optreden:

• Stijfheid
• Chronisch pijnsyndroom
• Wondontsteking
• Bloeduitstorting
• Restklachten
• Letsel van een zenuwtakje in het operatiegebied met als gevolg een verminderd of veranderd gevoel in deel van de duim

Na behandeling

Het zal duidelijk zijn dat de herstelfase van iedere hand verschillend en niet precies te voorspellen is. Soms is een aanvullende behandeling nodig met een nachtspalk. Ook kan het nodig zijn dat je onder begeleiding van een handtherapeut oefent. Dit hangt af van hoe erg de klachten voor de ingreep waren en hoe lang de ze bestonden.